Sinéad O’Connor, rebels en vooruitstrevend

Muziek | De geliefde en verguisde Ierse zangeres Sinéad O'Connor is op 56-jarige leeftijd onverwacht overleden. Eind de jaren 80 werd ze ineens een fenomeen en begin de jaren 90 werd ze weer neergehaald, gewoon omdat ze haar mening durfde zeggen. Pickx blikt nog eens terug op de woelige beginjaren van haar carrière en hoe ze haar commercieel succes opzij schoof om haar idealen te verkondigen.

Door Pickx

Deel dit nieuws

Sinéad O’Connor kende een moeilijke jeugd vol trauma’s en gewelddadig misbruik door haar ouders, een thematiek die later een rode draad in haar werk zou worden. Toen ze 14 was, werd ze naar een katholiek gerund opvangtehuis gestuurd, waar ze een grondige haat ontwikkelde voor de Kerk. Haar ontsnapping was haar stem, want al op 15-jarige leeftijd werd ze ontdekt. Uiteindelijk besloot ze school te laten vallen en volop voor de muzikale carrière te gaan met haar eerste band, Ton Ton Macoute.

De band deed het niet slecht, maar het was haar stem die vooral de aandacht trok, dus begon ze onder haar eigen naam muziek te maken. Haar eerste manager was Fachtna O’Ceallaigh, die voordien het hoofd was van Mother Records, het label dat opgericht werd door U2. Het leverde O’Connor een samenwerking op met The Edge voor de soundtrack van de film ‘Captive’. Uit de samenwerking met O’Ceallaigh leerde O’Connor naar verluidt ook om haar mening te geven. O’Ceallaigh was namelijk ontslagen door U2 nadat hij in interviews iets te openlijk zijn mening gaf over politiek en muziek – ook die van de band van Bono.

De debuutplaat van O’Connor, ‘The Lion and the Cobra’, werd een ietwat onverwachte sensatie bij de release in 1987. O’Connor had gemillimetreerde haren, keek nogal nors en droeg vaak vormeloze kleren en was daarmee het tegenovergestelde van de popdiva’s die het gewoonlijk maakten in die tijd. Zelfs haar label was bang dat het publiek, vooral in de V.S., bang zou zijn van haar. Maar het nummer ‘Mandinka’ werd haar eerste hit in de Verenigde Staten en de single ‘Troy’ (over het misbruik dat ze onderging van haar moeder) geldt nog steeds als een vaste waarde in lijstjes als ‘De Tijdloze’. O’Connor werd uitgenodigd in de show van David Letterman en mocht ‘Mandinka’ live komen brengen op de Grammy Awards, waar ze genomineerd was in de categorie Best Rock Vocal Performance, Female.

Die performance zou haar op de kaart zetten, niet alleen als zangeres, maar ook als activiste. Rond haar middel droeg ze een kledingstuk van haar zoontje als verwijzing naar het feit dat haar label haar zei dat moederschap en een carrière niet te combineren zouden zijn. Op haar geschoren hoofd had ze het logo van rapformatie Public Enemy gezet, een symbool voor de onderdrukking van hiphop op de Grammy Awards. Het genre had dat jaar voor het eerst een eigen categorie gekregen, maar de uitreiking van die prijs werd niet eens uitgezonden. Haar protestacties kregen toen veel steun, maar dat zou niet altijd zo zijn.

In 1990 kwam haar tweede album ‘I Do Not Want What I Haven’t Got’ uit, met daarop de single waar ze voor eeuwig mee geassocieerd zou worden: ‘Nothing Compares 2 U’. Het nummer was geschreven door Prince en aanvankelijk opgenomen door zijn nevenproject The Family. NME riep de plaat uit tot de tweede beste van het jaar en O’Connor mocht weer een rondje doen langs de Amerikaanse televisiestations.

De echte vijand

Zo nodigde ‘Saturday Night Live’ haar uit om te komen zingen, maar toen ze leerde dat komiek Andrew Dice Clay (die vrouwonvriendelijk en homofoob uit de hoek kon komen) de gastheer zou zijn die aflevering, stuurde ze haar kat. Dice Clay lachte haar protest weg. Meer controverse riep ze over zich heen toen ze niet wilde optreden als het Amerikaanse volkslied voor haar show gespeeld zou worden. Dat was de gewoonte in het Performing Arts Center in Saratoga, New York, waar O’Connor in de zomer van 1990 zou optreden. Ze zei dat patriottisme niets met muziek te maken heeft en dat ze geen enkel volkslied zou toelaten voor haar shows, en linkte haar protest aan het feit dat rapgroep 2 Live Crew net gearresteerd was op een van hun eigen optredens in Florida omdat hun teksten te obsceen zouden zijn. Na haar uitspraken riepen politici op om haar te boycotten. Crooner Frank Sinatra deed ook zijn duit in het zakje en zei: “Ik hoop dat ik haar kan ontmoeten, dan geef ik haar een trap voor haar kont.”

Ondanks de oproepen om haar te boycotten, werd O’Connor genomineerd voor de ene award na de andere. Op de MTV Video Music Awards greep ze de kans nog aan om bij haar acceptatiespeech te pleiten voor de inclusie van hiphopartiesten, die volgens haar het slachtoffer waren van systematisch racisme in de muziekbusiness. Toen ze nadien genomineerd werd voor vier Grammy Awards, was ze zo gedesillusioneerd met het leven in de spotlights dat ze weigerde om haar prijzen op te halen. Ze stuurde wel een brief waarin ze kritiek gaf op het feit dat de muziekindustrie te veel op materialistische waarden en te weinig op artistiek talent focust. Het leidde tot een boycot die openlijk gesteund werd door groepen als Public Enemy en Living Colour.

De druppel voor conservatief Amerika kwam in 1992, toen Sinéad O’Connor nog eens naar ‘Saturday Night Live’ mocht komen. Na haar optreden hield ze een foto van paus Johannes Paulus II voor zich - een foto die naar verluidt bij haar moeder in huis had gehangen, scheurde ze die in stukken en zei ze: “Fight the real enemy” - bekamp de echte vijand. Het was de ultieme uiting van haar opgekropte woede tegen de Katholieke Kerk en een boodschap tegen kindermisbruik. Maar kindermisbruik in de Kerk was toen nog niet het hete hangijzer dat het later zou worden. Ze kreeg geen applaus van het verstomde publiek in de zaal en voor veel kijkers thuis had ze definitief afgedaan.

Op die dag verbrandde ze in de ogen van veel toeschouwers haar eigen carrière tot op de grond. De geschiedenis zou ons echter leren dat ze eigenlijk gewoon gelijk had, dat de problemen waartegen ze protesteerde, de ongelijkheid in de muziekindustrie, racisme, censuur, misbruik en ongeremd patriottisme, de kritiek waard waren. Dat ze bereid was om haar eigen nog jonge carrière te saboteren om haar boodschap te verkondigen, is meer dan bewonderenswaardig. De zangeres zelf blikte alvast tevreden terug en zei dat haar carrière die dag verre van eindigde. Volgens haar begon het toen pas, zo vertelde ze in documentaires als 'Sinéad O’Connor – Nothing Compares', die momenteel te zien is op VRT MAX. 

Maar de zangeres bleef achtervolgd worden door haar demonen. Dat in januari 2022 een van haar vier kinderen, Shane, plots overleed, kwam ze nooit te boven. Ze wilde nadien nooit meer optreden. Over haar eigen doodsoorzaak is momenteel niets bekend.

Herbeleef hieronder het laatste optreden dat de zangeres in ons land gaf, in de AB.

Kijk wat je leuk vindt, waar en wanneer je wilt.

Ontdek Pickx Inloggen

Top

Top